LARA, VIRA, MIRA … Als je niet bij de Vlaamse overheid werkt, zeggen deze letterwoorden je waarschijnlijk niets. In dit artikel wil ik je laten kennismaken met LARA en VIRA. Misschien vind je MIRA ook wel ergens in deze nieuwsbrief…
De cijfers
Om de twee jaar schrijft het departement van Landbouw en Visserij het landbouwrapport, of kortweg LARA. Dit lijvig boek (het wordt inderdaad ook nog steeds op papier uitgegeven) geeft een overzicht van alle Vlaamse landbouw-cijfers (bijvoorbeeld hoeveel varkens zijn er in Vlaanderen, hoeveel hectare suikerbiet wordt er geteeld, hoeveel landbouwbedrijven zijn er, …) en beschrijft ook de evolutie van deze cijfers doorheen de jaren.
Daarnaast wordt ook op hetzelfde moment het VIRA uitgegeven, dit is het Visserij-rapport. Met dezelfde doelstelling als het LARA, maar dan voor de visserij-sector.
Een samenvatting van al dit cijfer-materiaal vind je hier. Zeker interessant om eens te bekijken.
Wat leren we hier nu uit?
Naast het bundelen van alle cijfertjes, maakt het departement van Landbouw en Visserij er ook een analyse van. Dit LARA beschrijft negen uitdagingen waar de Vlaamse land- en tuinbouw nu al of in de nabije toekomst mee geconfronteerd wordt. De selectie van de uitdagingen is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek.
Volgende uitdagingen voor de Vlaamse landbouw worden beschreven:
- het landbouwinkomen verduurzamen
- instroom van landbouwers verzekeren
- toegang tot grond garanderen
- een circulaire landbouw opzetten
- de landbouw klimaatslim maken
- voorbereiden op de eiwittransitie
- herverbinden met de consument
- voedingspatronen gezonder en duurzamer maken
- klaar staan voor de datarevolutie
Een essentieel kenmerk van deze uitdagingen is dat ze vaak breder gaan dan de landbouwsector an sich en ook een uitdaging vormen voor andere actoren in het voedselsysteem: andere sectoren, het beleid, de consument. Landbouw en voeding zijn niet langer los van elkaar te koppelen.
ABC, zo leren wij het …
Alfabet zal je denken,… maar in deze context ook nog iets anders: het AgriBusinessComplex. Omdat landbouw en voedingsindustrie inderdaad niet los te koppelen zijn, vormen ze in het LARA samen het ABC.
De keten (kader in volle lijn) omvat alle schakels vanaf de agrarische toelevering tot en met de consument. De keten bestaat uit het agrobusinesscomplex (ABC), de groothandel, de retail, de voedingsdiensten en de consument. De kader in stippellijn lijnt het Vlaamse ABC af. Het ABC omvat de agrarische toelevering (bv. landbouwmachines) en agrarische tussenhandel, de landbouwsector (akkerbouw, tuinbouw en veeteelt), de verzamelende handel (o.a. producentenorganisaties) en de voedingsindustrie (eerste en tweede transformatie). Het overgrote deel van de voedingsproducten belandt bij de consument via de (groot- en klein)handel. De hoofdfunctie van de groothandel is het verder verhandelen van producten, voornamelijk richting de kleinhandel of retail en voedingsdiensten. In de retail worden voeding en dranken verkocht aan de consument. Voeding wordt ook meer en meer buitenshuis bereid en aangeboden door voedingsdiensten, waarvan horeca, catering en verkooppunten in de retail of onderweg (het zogenaamde impulskanaal) subkanalen zijn (figuur 1). De pijlen in de figuur wijzen in twee richtingen, er is immers sprake van uitwisseling van financiële stromen en soms ook goederen in beide richtingen, bv. reststromen van de voedingsindustrie die ingezet worden in de landbouw als bodemverbeterend middel.
De meest tastbare relaties tussen de verschillende ABC-sectoren zijn de handelsrelaties in termen van aan- en verkopen. Het betreft hier transacties (bestaande uit een aankoop- of verkoopbeweging) tussen btw-plichtige bedrijven. Hiermee krijg je een idee hoeveel er verhandeld wordt tussen de verschillende schakels binnen het ABC. Daarnaast worden ook de transacties met niet-ABC-sectoren (bv. chemische industrie, logistieke sector, enz.) in kaart gebracht. Al die handelsrelaties worden samengebracht in deze figuur. Ter verduidelijking de figuur maakt een onderscheid tussen bedrijven die in Vlaanderen gevestigd zijn en bedrijven die buiten Vlaanderen gevestigd zijn (Wallonië, Brussel en buitenland). De bovenste helft van de figuur toont de transacties binnen het ABC, in en buiten Vlaanderen. De onderste helft toont de transacties tussen Vlaamse ABC-bedrijven en niet-ABC-bedrijven in en buiten Vlaanderen.
Uit de samenvatting van het rapport pikte ik drie onderwerpen die bij Flanders’ FOOD ook heel dikwijls aan bod komen en waarbij de samenwerking doorheen de keten heel belangrijk is:
Circulaire landbouw
De landbouw is er de voorbije eeuw in geslaagd om zijn productie sterk te verhogen. Het landbouw- en voedselsysteem is geëvolueerd naar een bijzonder efficiënt, maar lineair systeem van ontginning en uitputting. Er is een sterke afhankelijkheid van externe inputs zoals nutriënten, eiwitten, fossiele brandstoffen, agro-chemicaliën, water en land. Enkele nefaste gevolgen van het lineaire systeem zijn bodemdegradatie, milieuvervuiling, afval en verspilling. Een ‘grondstoffenslim’ voedselsysteem beperkt zijn milieu-impact, beheert de hernieuwbare bronnen duurzamer en gebruikt alle grondstoffen efficiënter. Het tegengaan van verliezen in de agrovoedingsketen is daarbij van prioritair belang. Biomassa bevindt zich in het hart van de circulaire economie. Het is een hernieuwbare grondstof die CO2 uit de lucht vastlegt met een breed scala aan toepassingsmogelijkheden. Naast landbouwgewassen gaat het om hout, grassen, algen, wieren, dierlijk restmateriaal en reststromen die in de keten van oogst tot en met consumptie en eindverwerking ontstaan. Binnen de land- en tuinbouwsector richten oplossingen zich vooral op efficiëntie om verliezen te voorkomen. Een kringloopbedrijf sluit zoveel als mogelijk de kringloop op het eigen landbouwbedrijf of hoogstens met enkele naburige landbouwers. Grondgebonden, gemengde bedrijven doen dat van oudsher. In het waardemodel zoekt de landbouwer afzetmogelijkheden voor bepaalde reststromen van zijn bedrijf zonder dat de valorisatie van reststromen een doel op zich is. Dat vereist echter afstemming met veel partijen uit verschillende sectoren. Daarnaast is er volop onderzoek bezig naar nieuwe teelten of toepassingen die een meerwaarde in de bio-economie vormen. Een succesvolle ontwikkeling van de bio-economie vergt een aanpassing van de huidige infrastructuur, technologie, beleid, markten, industrieën en gedachtenkaders. Er zijn bovendien nieuwe of aangepaste logistieke processen en waardeketens nodig, tussen gerelateerde industrieën en tussen industrieën die tot nog toe weinig met elkaar te maken hadden, om de beschikbare biomassa maximaal te valoriseren.
Gezonde en duurzame voedingspatronen
Gezonde voeding voorziet ons van de nodige energie en voedingsstoffen om optimaal te functioneren. Ondanks het krachtige vermogen dat voeding kan bieden, zien we dat dit potentieel niet ten volle benut wordt. De Belg neemt te weinig groenten en fruit, brood en graanproducten, aardappelen en deegwaren en water tot zich. De consumptie van kaas, vlees en de calorierijke restgroep ligt hoger dan aanbevolen. Bovendien is gebrek aan lichaamsbeweging wijdverspreid. Overgewicht en obesitas zijn de oorzaak van veel gezondheidsproblemen, zoals de ontwikkeling van chronische aandoeningen, spierziekten en bepaalde kankers, en hebben een hoge maatschappelijke kostprijs. Wetenschappers die duurzame en gezonde voedingspatronen onderzoeken, zijn het erover eens dat niet meer eten dan nodig de impact op het milieu en overgewicht vermindert en dat voedingspatronen rijk aan dierlijke producten een grotere negatieve impact hebben op het milieu en de gezondheid. Bij verandering van consumentengedrag wordt het meeste impact verwacht van een geïntegreerde aanpak die verschillende soorten interventies combineert. Meer mensen laten gezondheid en duurzaamheid nu al meetellen bij aankoopbeslissingen. De macht van de juiste menukeuze is onmiskenbaar groot. De uitdaging voor de landbouwsector is om de wereldwijde stijgende vraag naar dierlijke eiwitten te koppelen aan een shift naar de valorisatie van plantaardige eiwitten. De eiwittransitie naar de consumptie van meer plantaardige eiwitten biedt ook kansen voor de landbouwsector. Eiwittransitie verwijst naar nieuwe pistes om hoogkwalitatieve eiwitten op een directere en duurzamere manier beschikbaar te maken voor de mens. Dat kan door veevoeder te produceren volledig op basis van eiwitbronnen die de mens niet kan consumeren (bv. nevenstromen uit de voedingsindustrie), door dierlijke eiwitten gedeeltelijk te vervangen door plantaardige eiwitten (bv. peulvruchten en granen), door plantaardige eiwitbronnen direct te verwerken tot een product vergelijkbaar met vlees (bv. vleesvervangers 2.0 of hybride producten) en door alternatieve eiwitbronnen te ontwikkelen en op te schalen (bv. algen, insecten of kunstvlees). Een verschuiving in productie en consumptie naar meer plantaardige eiwitten heeft natuurlijk gevolgen voor de veehouderij. Duidelijkheid over de productieruimte in de komende decennia en economische zekerheid zal de sector stimuleren om versneld te innoveren, nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen en zich meer te richten op alternatieven.
Datarevolutie
Data spelen een cruciale rol in technologische innovaties en worden steeds belangrijker in de landbouw. Ze kunnen gegenereerd worden via gps-systemen op tractoren of drones, bodem- en gewassensoren, satellietbeelden en apps en ze kunnen gebruikt worden om bodem, gewas, dier en klimaat in real time te monitoren. De communicatie en samenwerking tussen verschillende systemen en apparaten is cruciaal om het potentieel van de data te benutten. De landbouwer kan op verschillende manieren voordeel uit data halen. Door de kennis die hij verwerft, kan hij op het veld, in de serre of in de stal slimmer en efficiënter tewerk gaan, waardoor hij betere technische en bedrijfseconomische resultaten boekt. De landbouwer kan ook snoeien in gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest en zo de milieu-impact verminderen. Efficiëntere ziektepreventie bij dieren en meer transparantie in de keten door uitwisseling van data met toeleveranciers, verwerkers en klanten behoren ook tot de mogelijkheden. Gegevensbescherming en privacy zijn belangrijke aandachtspunten bij de valorisatie van data. De landbouwer kan afspraken maken over het gebruik van zijn data en bijvoorbeeld geld of diensten terugvragen als vergoeding. Landbouwers moeten meer duidelijkheid hebben over de kosten-batenverhouding en het terugverdieneffect van de nieuwe technieken. De benodigde investeringen vereisen veelal een zekere schaalgrootte. Landbouwbedrijven kunnen samenwerken met collega-landbouwers of met leveranciers in een netwerk waarbinnen data, technologie en expertise gedeeld worden. Een ketenbenadering lijkt noodzakelijk voor een systeeminnovatie.
“Systeeminnovatie is pas mogelijk als er sectoroverschrijdingen samenwerking is.”
In het LARA staan ook een aantal opinie’s van actoren uit het agro-voedingssysteem. Zo is er de opinie van Jannes Maes, voorzitter van CEJA, de Europese koepel voor jonge land- en tuinbouwers, van Wim Haentjens, werkzaam bij het Directoraat-Generaal Onderzoek en Innovatie van de Europese Commissie, van Leo Van Broeck, de Vlaamse bouwmeester en van Inge Arents, onze eigen directeur.
Zij schreef haar opinie over de uitdagingen voor de landbouw met de focus op innovatie. De titel van deze paragraaf geeft al een eerste quote hieruit. Benieuwd naar de hele opinie? Je vindt ze hier.
Heb je zin om het hele rapport eens te lezen of er tenminste eens door te bladeren, het is hier publiek beschikbaar.
Een gratis papieren versie kan men hier bestellen.