Zit er toekomstmuziek in een Vlaamse sojaketen?

soy bean plant

Op deze vraag wil het project LoCoSoy graag een antwoord bieden. Het is op dit moment namelijk een uitdaging om hier in Vlaanderen soja op een rendabele manier (biologisch) te telen en kleinschalig te verwerken. 

Een interessante plant 

Soja is een subtropische eenjarige vlinderbloemige plant die behoort tot de Fabaceae familie en is gekend om zijn bonen. De bonen groeien in een peul die de zaden beschermt tot ze rijp zijn. Soja kan ook geoogst worden vooraleer ze volledig rijp zijn, men spreekt dan van edamame. Gedroogde sojabonen bevatten 35-45% eiwit en 18-20% vet. Het merendeel van de soja wordt geteeld om nadien te persen tot soja-olie. Het bijproduct, sojaschroot, wordt gebruikt als veevoeder. Daarnaast is soja voor humane voeding ook interessant als eiwitbron. Sojabonen hebben enerzijds een hoog eiwitgehalte en anderzijds ook een goede eiwitsamenstelling. Van alle plantaardige eiwitten is soja een van de weinigen die alle essentiële aminozuren bevat. Daarenboven is soja relatief goed verteerbaar en rijk aan vitaminen en mineralen. 

Opschalen van de teelt 

Het areaal aan soja in Vlaanderen is nog eerder beperkt. In 2020 was de totale opbrengst van de sojateelt in Vlaanderen goed voor 171 ton. In vijf jaar tijd steeg het areaal sojabonen wel van 14 hectare in 2015 tot 90 hectare in 2020. De teelt van Vlaamse soja zit dan ook nog in de onderzoeksfase. Zo is de kans groot dat u al hoorde van het landbouwtraject ‘Naar een duurzame en rendabele sojateelt in Vlaanderen’ (Soy2Grow) van ILVO, Inagro en KU Leuven of van het Citizen science project ‘Soja in 1000 tuinen’ van ILVO en VIB. 

Het doel van Soy2Grow is om de opbrengst en de kwaliteit van lokaal geteelde soja te verhogen. Dit is namelijk van cruciaal belang om een rendabele lokale keten te kunnen opzetten. Om dit te realiseren wordt er gezocht naar geschikte sojavariëteiten en wordt de inoculatie met Rhizobium bacteriën bestudeerd.  In 'Soja in 1000 tuinen' ligt de focus van het onderzoek daarentegen op het bestuderen van lokale bacteriestammen die de symbiose met soja kunnen aangaan. Zo hopen de onderzoekers om bacteriën te vinden die beter aangepast zijn aan onze bodemcondities, waardoor ze mogelijks ook efficiënter symbiose aangaan en stikstof fixeren in vergelijking met de bacteriestammen uit de huidige commerciële producten. 

afbeelding rhizobium nodules

Soja groeit namelijk van nature in symbiose met stikstoffixerende bacteriën van het genus Rhizobium, net als vele andere vlinderbloemigen. Deze bacteriën hechten zich aan de wortels in nodules, ook wel wortelknolletjes genoemd. In die nodules zetten Rhizobium bacteriën atmosferisch stikstofgas (N2) om tot ammoniak of ammonium (NH3/NH4+). Deze stikstofverbindingen heeft de sojaplant nodig voor een optimale groei en ontwikkeling. In ruil voeden bacteriën zich met suikers die via fotosynthese door de plant werden geproduceerd. 

De Rhizobium stammen die van nature in symbiose met soja leven, zijn niet inheems. We vinden ze hier dus niet terug in de bodem. Vandaar dat sojazaden hier eerst geïnoculeerd worden met een geschikte Rhizobium stam voor de aanplant. Zo kunnen er toch nodules gevormd worden. Maar dit proces van inoculatie moet jaarlijks herhaald worden, want deze uitheemse stammen kunnen onze winter vaak niet overleven in de bodem. Toch is de kans groot dat er inheemse stammen bestaan die wel in symbiose kunnen treden met de verschillende sojavariëteiten. Er is namelijk een enorme diversiteit aan bodemleven doorheen Vlaanderen. Deze biodiversiteit wordt in het ‘Soja in 1000 tuinen’ project dan ook verder in kaart gebracht. 

Het project LoCoSoy 

Verder bouwend op dit en voorgaand onderzoek, wil het project LoCoSoy de biologische teelt van soja in Vlaanderen praktijkrelevant opschalen en een duurzaam verdienmodel voor de lokale sojaketen onderzoeken. In mei 2022 werden daarom twee verschillende sojavariëteiten met inoculant ingezaaid bij 3 geëngageerde bioboeren. Uit hun eerste bevindingen blijkt dat mollen, hazen, konijnen, woelmuizen en duiven voor het meeste vraat zorgen. Maar ook dat het onkruid melganzenvoet zich sterk tussen de soja manifesteert waardoor wieden en schoffelen noodzakelijk zijn. Daarnaast wordt er in het project gekeken hoe soja minimaal verwerkt kan worden op middelgrote schaal. 

Focus op minimale verwerking 

Soja kan op vele manieren verwerkt worden. Het wordt vaak als eiwitalternatief gebruikt voor dierlijke producten. Traditioneel wordt soja in de Aziatische keuken via fermentatieprocessen verwerkt tot bijvoorbeeld sojasaus, tempeh of tofu. Producten die intussen ook bij ons goed gekend zijn. 

Op grote industriële schaal kan eiwitrijk sojapoeder daarnaast ook verwerkt worden tot Textured Vegetable Proteins (TVPs). Deze TVPs hebben een vezelige textuur die enigszins vergelijkbaar is met die van vlees. TVPs worden daarom vaak in spreads of bereide maaltijden als vleesvervanger gebruikt. TVP’s worden via droge extrusie (LME) geproduceerd. Daarnaast kan soja ook getextureerd worden via een high-moisture extrusie (HME) proces. High Moisture Extrusion is een techniek waarbij water en plantaardig eiwit onder hoge druk en temperatuur gemengd worden. Door de hoge druk en temperatuur vervormen de eiwitten en de massa wordt via een schroef door de machine gestuwd. Tijdens het High Moisture Extrusion proces wordt in de machine door een bepaalde combinatie van wrijving en afschuiving en een koeling op het einde van het proces de gewenste vervezeling van de eiwitmassa verkregen. In het cSBO project TexProSoy wordt het HME-proces voor soja verder onder de loep genomen door de impact van verschillende procesparameters op de textuur van het halffabrikaat te onderzoeken.  

Food Pilot

Maar de grootste uitdaging hier is de kostprijs van extrusie. Niet alleen is de machinerie duur in aankoop, maar ook de loonkost ligt in Vlaanderen hoog. Bovendien wordt er ook veel energie verbruikt en verwerken de toestellen enkel grote volumes eiwitpoeder. De dure productieomgeving zorgt er dus voor dat het niet evident is om hier een competitieve keten op middelgrote schaal op te zetten. 

Vandaar dat in LoCoSoy verder gezocht wordt naar de meest geschikte laagdrempelige technologie om halffabricaten te maken waar ook kmo’s mee aan de slag kunnen. En zal er ook aandacht zijn voor een langdurige stabiele samenwerking doorheen de keten waarbij transparantie en eerlijke prijs voor elke schakel in de keten voorop staan. 

Het uitwerken van een duurzame sojaketen is tenslotte het hoofddoel van LoCoSoy. En daarvoor slaan de projectpartners La vie est belle, BioGrano (Ivan Pollet, Karel Dewaele en Simon Colembie), Colruyt, ILVO, Inagro, UCL en Flanders’ FOOD graag de handen in elkaar.