Dat onze vetinname een impact heeft op onze gezondheid, zowel in termen van kwaliteit als kwantiteit, is een feit. Deze kennis heeft vorm gekregen in gezondheidsaanbevelingen over de hele wereld. Yes we can! Herformulatie van producten, zoals margarine, kunnen wel degelijk het verschil maken voor de consument.
Vet dat we innemen via onze voeding is een belangrijke bron van energie en gezondheid. Een onevenwichtige energiebalans leidt tot overgewicht of gewichtsverlies. Een voedingspatroon rijk aan verzadigde vetzuren verhoogt het risico op cardiovasculaire ziekten. Vandaar dat gerespecteerde organisaties als WHO/FAO en EFSA een matige vetinname aanbevelen, de vervanging van verzadigde vetten door poly-onverzadigde en de beperking van transvetzuren tot het absolute minimum. Producenten van levensmiddelen spelen in op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Een mooi voorbeeld is het product margarine en de vele verschillende herformulaties van het product doorheen de tijd. Als voedingsindustrie kunnen we wel degelijk het verschil maken voor de consument.
Wat is er precies aanbevolen?
Richtlijnen voor vetinname vanuit de FAO/WHO zijn bedoeld voor de doorsnee wereldburger, los van economische, culturele of andere lokale factoren. Kinderen onder de 18 jaar, zwangere en lacterende vrouwen worden buiten beschouwing gelaten en hebben specifieke noden. Europa, met name EFSA, volgt in grote lijnen de aanbevelingen van de FAO/WHO. Daarbovenop vaardigen de nationale overheden hun eigen adviezen uit.
Vanuit het perspectief overgewicht te voorkomen, is een gematigde vetconsumptie aanbevolen, dit betekent dat we onze energie voor ongeveer een derde uit vetten halen (20-35% volgens de FAO/WHO, 30-35% volgens de Hoge Gezondheidsraad in België). Belangrijke kanttekening: vetten bevatten veel energie, met name 9 kcal per gram, ten opzichte van 4 kcal per gram voor eiwitten en koolhydraten en 2 kcal per gram voor vezels.
Belangrijker dan de totale vetinname, is de samenstelling van vetten die we via onze voeding innemen. Om de adviezen te formuleren worden de verschillende vetzuren in groepen ingedeeld volgens het aantal dubbele bindingen en het aantal koolstofatomen. Echter nuances binnen de groep zijn op zijn plaats. Zo wordt algemeen aanbevolen dat de groep van verzadigde vetzuren niet meer dan 10% mag bijdragen tot de totale energie-inname. Een beperkt aantal studies wijzen er echter op dat laurine-, myristine- en palmitinezuur de LDL-cholesterol doen stijgen, terwijl stearinezuur geen effect zou hebben. Daarnaast besteden we beter extra aandacht aan de inname van poly-onverzadigde vetzuren (minimum 6% van onze totale energie-inname) omdat in deze groep een aantal vetzuren essentieel zijn, dit wil zeggen dat deze vetzuren niet kunnen aangemaakt worden door het menselijk lichaam. Voorbeeld langketen-omega-3-vetzuren EPA (eicosapentaeenzuur) en DHA (docosahexaeenzuur). Algemeen wordt aangenomen minimum 250 mg per dag van deze vetten in te nemen. Mono-onverzadigde vetzuren mogen de inname van verzadigde en poly-onverzadigde vetzuren aanvullen zolang de totale vetinname niet meer bijdraagt dan 30-35% aan de totale energie-inname.
Nog meer details over de aanbevolen vetinname kan u terugvinden in het brondocument – zie referenties.
Maakt margarine het verschil?
Onze vetinname is een belangrijke factor in het ontwikkelen van hart- en vaatziekten (CVD). Naar schatting kosten CVD de Europese economie jaarlijks 195 miljard euro. De margarines op de markt spelen in op de vraag van consumenten naar gezondere producten en beantwoorden de laatste wetenschappelijke inzichten. Tegenwoordig is margarine een smaakvol en convenient product met een minimum aan verzadigde vetten, aangerijkt aan omega-3-vetzuren en essentiële vitamines (A, D en E) en met nauwelijks nog transvetzuren. Een hoogtechnologisch product in voedingstechnische termen. Maar begrijpt de consument nog wel wat hij eet?
Consumentenbevragingen geven aan dat ongeveer de helft van de consumenten begrijpt dat vet met mate dient gegeten te worden. Light-producten met een verlaagd vetgehalte liggen daarom in de markt. Echter de meerderheid van de consumenten heeft geen kennis van de verschillende soorten vet waar onze voeding rijk aan is. De beperkte kennis rond voedingsvetten vertaald zich in een duidelijke verminderde consumptie van zichtbare vetten zoals bereidingsvetten, margarine, mayonaise en andere dressings ten opzichte van de consumptie van onzichtbare vetten in bereide maaltijden, pizza, kaas, snacks,… Een belangrijke reden waarom aanbevelingen betreffende de inname van vet in veel bevolkingsgroepen niet gehaald worden. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs. Want voedingsaanbevelingen mogen dan wel globaal geldend zijn, de invulling van deze richtlijnen door middel van voedingsproducten (soorten vis, vlees, groenten en fruit,…) is regionaal en cultureel gebonden. Naast de keuze van voedingsproducten, is ook de bereidingswijze belangrijk. Margarine kan in vele soorten bereidingen ingezet worden, gaande van bakken, frituren, roosteren,… met als gevolg dat de finale vetsamenstelling van het product totaal verschillend kan zijn van de oorspronkelijk rauwe ingrediënten.
Een dagelijkse portie margarine (20 gram) aangerijkt aan essentiële vetzuren en vitamines kan wel degelijk het verschil maken voor de consument gezien de beperkte hoeveelheden die we nodig hebben van deze stoffen. Dit op voorwaarde dat zichtbare vetten niet uitgesloten worden uit het voedingspatroon. Sommige nationale overheden geven hieromtrent gericht advies. In Nederland worden consumenten aangemoedigd om margarine te eten binnen bepaalde grenzen. Denemarken daarentegen geeft het algemeen advies om geen vetstoffen te smeren op brood. In Griekenland zijn er geen specifieke aanbevelingen voor margarine, maar wordt de consumptie van olijfolie aangemoedigd.
Palm-o-free
In het Flanders’ FOOD project Palm-O-Free zijn we vertrokken vanuit de reële vraag naar palmvrije producten. Eén van de redenen dat palmolie onder vuur ligt is dat palmolie een belangrijke bron van verzadigde vetten zijn omwille van het veelvuldig gebruik in de voedingsindustrie. Daarom zijn we antwoorden gaan zoeken in de brede context hoe we producten op de markt kunnen brengen met een verbeterde vetsamenstelling, meer bepaald met minder verzadigde vetzuren. Het project wordt afgerond in oktober 2016 en zet een aantal mogelijkheden op een rijtje, gaande van klassieke technologieën zoals o.a. het mengen van verschillende vetbronnen, tot heel innovatieve pistes: het gebruik van mono- en diacylglycerolen om vetten te structuren. Modelproducten zijn onder andere margarine, koekjes en hazelnootpasta.
Bron
The Contribution of Modern Margarine and Fat Spreads to Dietary Fat Intake, A.R. Patel et al., Coprehensive reviews in Food Science and Food Safety, Vol. 15, 2016.
http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1541-4337.12198/epdf