Eén van de belangrijkste factoren bij de verwerking van (biogebaseerde) polymeren, is de toegepaste schroef en barrel combinatie. Zowel voor injection moulding als extrusion (blow moulding), oefenen deze een grote invloed uit op de mogelijke degradatie van de polymeren tijdens de verwerking. De schroefconfiguratie voor de verwerking van deze types polymeren is bijgevolg allesbehalve eenduidig. Elk type polymeer, en elke grade heeft vaak zijn eigen vereisten en moeilijkheden. De optredende degradatie is de voornaamste (limiterende) factor, en moet zoveel mogelijk vermeden of beperkt worden. Zo niet, wordt het proces onstabiel en zullen er afwijkingen optreden in de geproduceerde stukken. Schroeven met hoge compressie ratios dienen vermeden te worden, net zoals te lange schroeven, aangezien deze de verblijftijd aanzienlijk kunnen verhogen.
Tijdens het project werden ook proeven uitgevoerd wat betreft het gedrag van biogebaseerde polymeren bij het verwerken via thermovormen. Globaal gezien treden er geen grote aberraties op ten opzichte van commodity polymeren. Ook hier dient de thermische belasting tot een minimum beperkt te worden, om degradatie te vermijden. In het geval van PLA, kunnen in grote mate de ontwerplijnen voor een PET-matrijs gevolgd worden, aangezien het gedrag en voornamelijk de krimp van beide materialen vergelijkbaar is.
Rond de verwerking van deze biopolymeren, en andere topics, worden er nog steeds verschillende activiteiten uitgevoerd binnen het CPMT, zowel naar onderzoek als naar dienstverlening toe.
Bronnen en verdere info
- Centre for Polymer and Material Technologies, CPMT, www.cpmt.eu
- IWT TETRA EraSME-project 100405: “Realisation of biopolymer based sustainable products by optimization of design, materials, mould making and processing”
- www.innovatienetwerk.be