Haver voor het paard?

Op vandaag wordt haver vooral gebruikt als veevoeder. Zonde eigenlijk, daar haver heel wat gezondheidsbevorderende componenten bevat voor zowel dier als mens.

Waar haver vroeger een relatief populair landbouwgewas bleek, is de wereldwijde productie ervan sinds de jaren ’60 gehalveerd tot ongeveer 25 mio MT. Met deze hoeveelheid vertegenwoordigt haver slechts 2% van de jaarlijkse productie aan graangewassen.

Verklaringen voor deze drastische terugval zijn de modernisering van de landbouw en de opkomst van wintertarwe en maïs, die een veel grotere opbrengst genereren per hectare.

Haver (Avena sativa) is een éénjarige plant uit de grassenfamilie (Poaceae). Ook tarwe (triticum spp) behoort dat deze familie, maar tot een andere onderfamilie.

Dit verklaart de specifieke  eigenschappen van haver, waarmee haver verschilt van andere gewassen in deze familie zoals rijst, maïs, teff, gierst en de glutenbevattende tarwe, gerst en rogge.


Op vandaag is haver een ondergewaardeerd gewas, dat in hoofdzaak wordt gebruikt als veevoeder. Zonde eigenlijk, daar haver heel wat gezondheidsbevorderende componenten bevat voor zowel dier als mens. Daarenboven heeft haver een voordelige ecologische voetafdruk en kan het vlot ingepast worden in biologische landbouw. Haver heeft ook duidelijke voordelen in een rotatiesysteem van gewassen.

Wat zijn dan die specifieke componenten die haver zo interessant maken voor onze gezondheid? Ten eerste bevat haver een hoog gehalte aan unieke, oplosbare vezels nl. β-glucanen, die een cholesterol verlagend effect hebben.

β-glucanen zijn unieke voedingsvezels die het cholesterolgehalte verlagen bij een consumptie van minimum 3 gram per dag, in combinatie met andere (gezonde) voeding die laag is in verzadigde vetzuren. Deze gezondheidsclaim is in 2011 goedgekeurd door de European Food Safety Authority (EFSA). De haverkorrel bevat 5% van deze voedingsvezels, die vooral voorkomen in de celwanden. Doordat de β-glucanen binden met water, zorgen ze voor gelvorming in het maagdarmkanaal. Deze verhoging van de viscositeit van het geconsumeerde voedsel kan resulteren in een vertraagde darmlediging en een vertraagde opname van voedingsstoffen in het bloed. Dit proces kan vervolgens leiden tot lagere piekwaarden van glucose en insuline in het bloed. Hierdoor wordt mogelijks het risico op de ontwikkeling van diabetes mellitus type 2 verkleind. Deze vezels zijn bovendien een boost voor het immuunsysteem en zorgen mee voor een uitgebalanceerde microflora in de dikke darm.

De zemelfractie van de haver bevat ook polyfenolen zoals de avenanthramiden. Van de fenolische verbindingen in haver hebben met name deze avenanthramiden een anti-oxidant activiteit en aderverkalking- en ontstekingsremmende werking.

De haverkorrel is ook rijk aan olie. Sommige havervariëteiten bevatten tot 15% olie in het endosperm. Deze olie bestaat voor 80% of meer uit onverzadigde vetzuren. Tezamen met de aanwezige vezels, zorgt de olie voor een langdurig, verzadigd gevoel. Onrechtstreeks draagt haver er dus ook toe bij dat mensen minder eten en reduceert op deze manier het risico op hart- en vaatziektes.

Het eiwit van haver is goed verteerbaar en bevat alle essentiële aminozuren, waarvan het merendeel in grote hoeveelheden. De meeste havereiwitten behoren tot de groep van de albuminen en de globulinen. In haver komen ook, in geringe hoeveelheden (20%), gluteneiwitten voor, de zogenaamde avenines. Doordat deze eiwitten een andere aminozuursamenstelling hebben dan de gluten in tarwe, gerst en rogge, leveren ze geen problemen op voor mensen die aan coeliakie lijden.

Haverzetmeel verteert langzaam en volledig. Haver zorgt op deze wijze voor een geleidelijke afgifte van glucose aan het bloed (lage glycemische index).

De kiem van haver is rijk aan vitaminen en mineralen.

Bronnen

  • Voedingsvezel ontrafeld (2012). Flanders’ FOOD en Nederlands Bakkerij Centrum, 107 p.
  • Intestinal health and disease prevention: a story of wheat and oats. Food for Thought, issue n° 8 , February 2013