Vlees en cholesterol, een samenvatting

In het kader van een goede voeding is vlees vaak onderwerp van discussie. Eén Belg op vijf zegt bepaalde vleessoorten of vleeswaren te mijden uit vrees voor de gezondheid. Er bestaan nogal wat misverstanden over vlees, vooral ook over varkensvlees. Het zou barsten van het vet, en vooral van verzadigde vetzuren, vol cholesterol zitten, doordrenkt zijn met hormonen en antibiotica. Deze ongenuanceerde uitspraken maken de consument wantrouwig ten opzichte van een product die nochtans waardevolle voedingsstoffen bevat. De waarheid is veel genuanceerder.

Cholesterol is een nuttige stof

Cholesterol is zeker niet die grote boosdoener waarvoor hij wordt gehouden. We hebben deze stof broodnodig in ons lichaam:

  • Als component van de celwanden van de miljarden lichaamscellen. Zo hebben de hersenen minstens 10 à 20 % cholesterol nodig voor een goede werking,
  • Om onder invloed van zonlicht vitamine D aan te maken om sterke botten te behouden,
  • Om hormonen aan te maken die bijdragen tot een normale voortplanting en seksualiteit,
  • Om galzouten aan te maken, stoffen die als onderdeel van de galvloeistof de vertering van vetten bevorderen,
  • Als een antioxidant dat de beschadigde vaatwand helpt te herstellen.

Cholesterol als één van de risicofactoren op hart- en vaatziekten

Er wordt maar al te vaak vergeten dat er een hele reeks van risicofactoren zijn beschreven, die bijdragen tot het ontstaan van hart- en vaatziekten. We mogen dus door het overbelichten van cholesterol niet uit het oog verliezen dat er heel wat andere (en soms belangrijkere) risicofactoren bestaan:

  • Risicofactoren die we niet in de hand hebben: erfelijke aanleg, hogere leeftijd, diabetes type 1, mannelijke geslacht,
  • Risicofactoren die we wel in de hand hebben: overgewicht met vooral een te grote buikomtrek, slechte voedingsgewoonten, gebrek aan lichaamsbeweging, diabetes type 2 (dat zelf vooral berust op 3 voorgaande factoren), roken en stress,
  • Meetbare risicofactoren: hoge bloeddruk, hoge rustpols, te sterk stolbaar bloed, te hoog gehalte aan lipoproteïne a, te hoog homocysteïnegehalte, te hoog triglyceridengehalte.

Hoe wordt cholesterol het best geëvalueerd?

Cholesterol is als vetstof niet oplosbaar in een waterig medium en moet daarom in het bloed worden vervoerd door welbepaalde dragermoleculen, de zogenaamde lipoproteïnes. HDL-cholesterol is cholesterol dat is verbonden aan de High Density Lipoproteïnes. HDL-cholesterol wordt vervoerd naar de lever, waar het zonodig kan worden hergebruikt. Het overtollige cholesterol wordt via de gal uitgecheiden met de feces. Het is dan ook terecht een ‘goede’ fractie van cholesterol.

Cholesterol kan ook voorkomen in het bloed als LDL-cholesterol en dus gebonden op Low Density Lipoproteïnes als dragerstoffen. Het kleinere LDL-cholesterol transporteert het gekoppelde cholesterol naar de weefselcellen. LDL-choesterol is dan ook helemaal geen ‘slechte’ cholesterol. Bij mensen met een verkeerde levenswijze en/of slechte voedingsgewoonten kan wel een deel van het LDL-cholesterol geoxideerd worden tot het oxycholesterol, die op de vaatwand gaat aanslibben. Het is deze vorm die eigenlijk moet bepaald worden om de schadelijkheid van cholesterol in te schatten.

Zonder dus de andere risicofactoren uit het oog te verliezen (homocysteïne, lipoproteïne a, triglyceriden, bloedstolling, …) wordt het cholesterolgehalte het best als volgt geëvalueerd:

  • Het totaal cholesterolgehalte en LDL-cholesterolgehalte hebben relatief weinig belang,
  • HDL-cholesterol is het best hoog en zou minimaal 40mg/dL bij de man en 46 mg/dL bij de vrouw moeten bedragen,
  • De ‘cardiovasculaire risicofactor’ of de verhouding totaal cholesterol / HDL-cholesterol is het best zo laag mogelijk. Onder de 5 is goed, onder de 4 is nog beter,
  • Het oxycholesterolgehalte moet uiteraard liefst zo laag mogelijk zijn. Er bestaat een test voor, namelijk via het meten van de antilichamen tegen oxycholesterol. Een gehalte van die antilichamen is ideaal onder de 500 mU/ml. Dit is in feite de belangrijkste test om de schadelijkheid van cholesterol te evalueren. Hij wordt echter niet terugbetaald en dat zal er waarschijnlijk ook niet snel van komen, want heel wat mensen zouden hun cholesterolverlagende medicijnen mogen dumpen en dat zou en grote aderlating zijn voor de farmaceutische industrie,
  • Er worden 7 types van cholesterol beschreven: type 1 noemt men ‘large buoyant’ of ‘groot en drijvend’ en neigt niet tot aanslibben op de bloedvaatwand; type 7 noemt men ‘small dense’ of ‘klein en zwaar’ en zal zich veel eerder afzetten op de vaatwand. Hoe meer LDL-cholesterol behoort tot de hoge subtypes (4-7), hoe kleveriger of slechter het is.

Vlees en cholesterol

Het cholesterolgehalte van vlees bedraagt gemiddeld 60-70 mg per 100 g. Varkensvlees bevat gemiddeld slechts 40-50 mg cholesterol per 100 g en scoort doorgaans beter dan de meeste andere vleessoorten. Alleen orgaanvlees of producten waarin orgaanvlees werd verwerkt (bv. bereide worstsoorten en de meeste patés), hebben een hoger cholesterolgehalte. 

Een verhoogd bloedcholesterolgehalte verhoogt, naast andere risicofactoren, het risico op hart- en vaatziekten. Vandaar dat artsen hun patiënten aanraden om hun bloedcholesterolgehalte in het oog te houden. Vaak denkt men dat een hoge cholesterolopname via de voeding automatisch leidt tot hogere cholesterolwaarden in het bloed. Dat is echter niet altijd het geval. Bovendien blijkt duidelijk uit onderzoek dat een voeding rijk aan verzadigde vetzuren een grotere invloed heeft op de cholesterolwaarde in het bloed dan een cholesterolrijke voeding. Minder vet en in het bijzonder minder verzadigd vet eten is daarom een goed idee en kan onder meer door vette vleesbereidingen te vervangen door een mager stukje vlees. Daarnaast blijft men ook beter voorzichtig met cholesterolrijke producten. Voor sommige mensen is elke verhoging van het serumcholesterolgehalte, hoe licht ook, te vermijden. Bovendien nemen sommigen heel gemakkelijk cholesterol op of kunnen deze moeilijker omzetten en uitscheiden. Daarom raden voedingsdeskundigen aan om de inname van cholesterol te beperken tot minder dan 300 mg per dag. 

Bronnen