Voedingsadditieven en hyperactiviteit, een onstabiele relatie

De discussie over het verband tussen voedingsadditieven en ADD/ADHD wordt al geruime tijd gevoerd. Met het verschijnen van de laatste studie, laait de discussie weer op. Een beknopt overzicht.

Decennia lang wordt onderzoek gevoerd om het fijne te weten over voedingsadditieven in relatie tot hyperactiviteit. Niet enkel gebruikers en medici voeren het debat aan, ook wetenschappers, politici en de farmaceutische en de voedingsindustrie mengen zich in de discussie. Een van de eerste acties die er kwam was het Feingold Dieet. Deze claimt dat ADD/ADHD verbetert als voedingsadditieven zoals kunstmatige kleurstoffen en smaken, aspartaam, drie petroleum gebaseerde bewaarmiddelen en zekere salicylaten uit het dieet worden geweerd. Veel is te doen geweest rond de efficiëntie van dit programma.

In 2007 publiceerde The Lancet een grondige studie over deze topic. Deze werd de Southampton studie genoemd en gaf aan dat voedingsadditieven hyperactiviteit doen toenemen in kinderen zonder ADD/ADHD. Twee mengsels van veelvuldig gebruikte kleurstoffen en natriumbenzoaat werden getest op het gedrag van twee leeftijdsgroepen in kinderen.

Verdachte additieven

Volgens de recente Southampton study worden volgende zeven additieven gelinkt aan een toenemende maat van hyperactiviteit in vatbare kinderen. De eerste zes zijn kleurstoffen, de zevende is een bewaarmiddel.

  • E102 Tartrazine
  • E104 Quinoline Geel
  • E110 Sunset Geel
  • E122 Carmoisine
  • E124 Ponceau 4R
  • E129 Allura Rood
  • E211 Natriumbenzoaat

 

De European Food Safety Authority (EFSA) zag in deze studie enkel een beperkt bewijs dat de mengsels van additieven een klein effect hadden of de activiteit en de aandacht van enkele kinderen. Het panel concludeerde dat deze studie geen bewijs kan zijn om de aanvaarbare dagelijkse dosis (ADI) van voedingsadditieven te wijzigen omwille van de inconsistenties die in de studie vervat zaten. Het lijkt niet mogelijk om het effect met zekerheid aan een van de additieven toe te wijzen. EFSA benadrukt dat hyperactiviteit resulteert uit een combinatie van sociale en biologische oorzaken. EFSA blijft als adviseerdienst voor de Europese Commissie echter niet bij de pakken zitten en is momenteel een review van alle kleurstoffen aan het opstellen. Deze resultaten worden eind dit jaar verwacht.

In februari dit jaar is er in de American Academy of Pediatrics een artikel verschenen met de aanbeveling om een dieet zonder bewaarmiddelen en zonder kleurstoffen te overwegen.

Deze week verscheen een review in de British Medical Journal door Dr. Kemp met de aanbeveling om van de eliminatie van voedingsadditieven een standaardzaak te maken in de behandeling van kinderen met ADD/ADHD. De drie aanpakmethodes tegen ADHD zijn: medicatie, gedragstherapie en voedingsmanagement. Ook gedragstherapie wordt door Dr. Kemp aanbevolen.

Conclusie van dit alles is dat er nog veel onderzekerheid bestaat over de link tussen voedingsadditieven en hyperactiviteit. Hoewel de behandeling van ADD/ADHD een multimodale aanpak nodig heeft, bekijkt de voedingsindustrie dit alles meer en meer met een grote voorzichtigheid. Als recent voorbeeld maakt Coca-Cola België in de productie van de meeste van haar dranken niet langer gebruik van natriumbenzoaat. Enkel Sprite, Sprite Zero en Nestea bevatten dit nog. Deze stof is een van de meest gebruikte bewaarmiddelen in de voedingsindustrie, maar Coca-Cola oordeelt dat het gebruik niet langer noodzakelijk is om de kwaliteit van bepaalde dranken te garanderen. Natriumbenzoaat wordt nog steeds als veilig beschouwd door het Europees Agentschap voor de Voedselveiligheid (EFSA). Het verhaal is dus nog lang niet ten einde.

Bronnen