Gangliosiden beschermen bij ontsteking in darm

Gangliosiden behoren tot de groep van de sphingolipiden. Recent onderzoek tot aan dat gangliosiden een rol spelen in de bescherming van de darm bij ontsteking.

Sphingolipiden

Sphingolipiden vormen een zeer diverse groep van natuurlijke vetten die gekarakteriseerd zijn door de aanwezigheid van een sfingoid. Het meest voorkomende sfingoid is sfingosine. Er bestaan verschillende typen sphingolipiden, waaronder de klasse van de gangliosiden.

Gangliosiden

De gangliosiden GM3 en GD3 vertegenwoordigen samen ongeveer 80 % van de gangliosiden in de moedermelk (met een concentratie van 10 tot 20 µg gangliosiden per ml). Het gangliosidegehalte in de hersenen van pasgeborenen is laag en neemt, tijdens de eerste levensmaanden, geleidelijk aan toe tot het niveau in de hersenen van volwassenen.

Structuur en nomenclatuur gangliosiden

Gangliosiden zijn opgebouwd uit sfingosine, 1 of meerdere residuen van N-acetyl-neuraminezuur (NANA) en 1 of meerdere suikers. Afhankelijk van het aantal NANA residuen wordt gesproken van mono-, di- en trisiaal ganglisoiden, aangegeven door respectievelijk M, D en T. Het aantal suikerresiduen wordt aangegeven met cijfers: 4 staat voor één suiker, 3 voor twee suikers, 2 voor drie suikers en 1 voor vier suikers. Zo is GM3 dus het Ganglioside met één NANA (M van mono) en twee suikerresiduen (cijfer 3) en GD3 het Ganglioside met twee NANA’s (D van di) en twee suikerresiduen.


Canadese onderzoekers vermoeden dat gangliosiden in voeding van belang zijn voor de ontwikkeling van het darmweefsel. Op basis van verschillende dierexperimenten, waarbij voeder aangerijkt werd met ganglioside, bleek dat ganglioside leidt tot:

  • remming van ontsteking die wordt veroorzaakt door blootstelling aan enterotoxisch lipopolysacharide
  • een aanzienlijke verhoging van de expressie van het tight junction protein occludine. Dit is een aanwijzing dat gangliosiden de integriteit van de darm beschermen na infectie.

Aanwezigheid van sfingolipiden in levensmiddelen

Melk en zuivelproducten zijn de voornaamste leveranciers van sfingolipiden via de voeding. Volle melk bevat ongeveer 120 mg/kg, kaas ongeveer 975 mg/kg, halfvolle melk nog ongeveer 69 mg/kg. Omdat sfingolipiden in melk deel uitmaken van het membraan die de vetbolletjes omringt en niet van de vetbolletjes zelf, komt na homogenisatie van de melk een aanzienlijke hoeveelheid terecht in de waterfase. Daarom zijn ook magere zuivelproducten relatief rijk aan sfingolipiden. Daarnaast komen ze ook voor in vlees, vis en eieren en in veel mindere mate in plantaardige voedingsmiddelen. De consumptie in de VS wordt geschat op 300 tot 400 mg/dag.

Bronnen

  • Melkvet nader bekeken. Nutrinews 2001
  • Nieuwe gegevens over de rol van vetten uit melk. Voedingsmagazine, 5, 2007.