De invloed van TTIP op de voedingsindustrie

Samen met de landbouwsector is de voedingsindustrie het meest actief als gaat om lobbywerk met betrekking tot het TTIP-vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Maar wat is nu de (mogelijke) impact ervan op de sector?

TTIP of het Transatlantic Trade and Investment Partnership (Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag) is een voorgesteld vrijhandelsverdrag waarover sedert juli 2013 onderhandeld wordt tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. In essentie is de beoogde doelstelling het wegnemen van bestaande handelsbarrières tussen beide economieën. Hieruit zou volgens pleitbezorgers van het verdrag economische groei, meer welvaart en verhoogde werkgelegenheid moeten voortkomen. Tegenstanders waarschuwen dan weer voor een vergrote macht van multinationals en een inperking van de macht van nationale regeringen om markten te reguleren.

De meeste kritiek op het handelsverdrag heeft echter betrekking op voedselveiligheid en milieustandaarden. Het verdrag zou aanleiding geven tot een versoepeling van de Amerikaanse chemicaliënregelgeving, maar vooral de Europese consument verplichten om genetisch gemodificeerd voedsel en zogenaamde ‘chloorkippen’ in zijn of haar dieet op te nemen. Het zou bovendien een bedreiging vormen voor dierenwelzijn.

Lobbywerk

Uit onderzoek van de Brusselse lobby-watchdog Corporate Europe Observatory blijkt dat de landbouw- en voedingssector veruit het meest actief zijn om invloed uit te oefenen op het nog af te sluiten TTIP. Van de in totaal 560 ontmoetingen die de Europese Commissie tussen 2012 en 2013 had met lobbyisten waren er 520 (92%) met lobbyisten van grote bedrijven.

20% van de gesprekken die voorafgingen op de onderhandelingen gingen over voedsel- en landbouwbeleid. Dit is echter niet verwonderlijk aangezien de agrifoodsector (voornamelijk de landbouw) goed is voor ongeveer een derde van de Europese begroting of 960 miljard euro over een periode van 7 jaar.

FoodDrinkEurope, die de Europese voedingsnijverheid vertegenwoordigd in de TTIP-gesprekken, staat al een geruime tijd volledig achter het verdrag. Volgens de organisatie zal het handelsverdrag jobs creëren en de investeringen in de industrie stimuleren.

Tegenstanders, waaronder vakbonden en verschillende ngo’s (zoals 11.11.11, Slow Food en Friends of the Earth Europe), betwisten de cijfers over groei en jobs die de Europese Commissie naar voren schuift. Velen hekelen bovendien het gebrek aan transparantie van de onderhandelingen, het gevaar voor een versoepeling van de EU-regelgeving (met betrekking tot voedselveiligheid) en het ISDS-mechanisme. ISDS (Investor-to-State Dispute Settlement) is ontworpen om rechtszekerheid te bieden aan buitenlandse bedrijven. Via dit mechanisme kunnen zij staten voor een tribunaal dagen wanneer de bepalingen van het verdrag niet nageleefd zouden worden. Deze zittingen hebben een heel gesloten karakter en zouden resulteren in een inperking van de vrijheid van Europese overheden om nieuwe regelgeving op te maken.

Belang

Aangezien het voornamelijk de bedoeling is om tarifaire en niet-tarifaire barrières (respectievelijk douanebelastingen en verschillen in regelgeving) weg te werken aan beide zijden van de Atlantische Oceaan zal het TTIP-handelsverdrag in eerste instantie voornamelijk van belang zijn voor Europese bedrijven die hun goederen en diensten exporteren naar de VS.

Volgens Dominic Watkins, een partner bij advocatenkantoor DWF LLP, zal het verdrag echter ook verreikende gevolgen hebben voor (voedings)bedrijven die geen intentie hebben om hun goeden te exporteren. “[Overzeese] concurrenten zullen hoogstwaarschijnlijk een grotere toegang hebben tot uw markt dan vandaag het geval is. Dit zou wel eens kunnen leiden tot een competitief nadeel. Bedrijven moeten waakzaam zijn voor deze aankomende nieuwe regelgeving, zelf al produceren ze louter voor hun lokale markt.”

De gevolgen van het TTIP zijn uiteraard moeilijk te voorpellen, laat staan te kwantificeren. Alles zal afhangen van de finale inhoud van het akkoord (waarvan de deadline om praktische redenen voor het einde van het ambtstermijn van de Amerikaanse president Obama wordt gesteld). Het is echter duidelijk dat verschillende (sub)sectoren het verloop van de onderhandelingen in het oog moeten houden. De grootste aandachtspunten zijn de behandeling van vlees (denk aan chemische decontaminatie van kippenkarkassen met perazijnzuur of chloor), hormoon-behandeld rundsvlees, novel foods, pesticidenwetgeving en producten met beschermde oorsprong. Binnen deze onderwerpen liggen de grootste bedreigingen voor Europese producten, aangezien de regelgeving hier rigoureuzer is dan aan de andere kant van de oceaan. Logischerwijs zijn bovenvermelde aspecten net diegene waar ook de Amerikaanse voedingsproducenten zich het meeste zorgen over maken, vermits de Europese regels voor hen blijvende handelsbarrières zouden kunnen betekenen

Voornamelijk met betrekking tot voedselveiligheid bestaat tussen Europa en de VS een aanzienlijk verschil.

In Europa worden producten waarvan niet bewezen kan worden dat ze veilig zijn niet toegelaten (het ‘precautionairy principle’). In de VS worden de mogelijke gevaren voor mens en milieu, en de kosten en opbrengsten van voedingsbedrijven tegenover elkaar afgewogen in een zogenaamde ‘risk assessment’.

In de EU zijn de regels omtrent voedselveiligheid met andere woorden een pak strenger in vergelijking met de VS. Wanneer men in de onderhandelingen zal streven naar een gulden middenweg zal dit bijgevolg een ‘versoepelend effect’ hebben op de Europese regelgeving inzake voedselveiligheid.


Ook de gezondheidsclaimswetgeving is een specifiek punt van zorg. Amerikaanse voedingsbedrijven kunnen namelijk in eigen land bijzonder sterker claims maken over ziektepreventie en –reductie; voor groenten en fruit mag bijvoorbeeld gesteld worden dat deze bijdragen aan de preventie van kanker. Europese voedingsclaims zijn onderhevig aan een veel striktere eisen alvorens gebruikt te mogen worden op verpakkingen en zijn meer ‘gericht op het behoud van de status quo’.

Watkins stelt echter dat het TTIP een onwaarschijnlijk grote opportuniteit biedt voor [zowel Amerikaanse als Europese] bedrijven. De mogelijkheden om elkaars markt eenvoudiger te betreden kan een positieve impact hebben op de bedrijfsresultaten van alle ondernemingen die de stap over de oceaan wagen. Het is bovendien niet ondenkbaar dat – door een onmogelijkheid van het bereiken van een akkoord – enkele producten (zoals vlees) niet zullen worden opgenomen in het handelsverdrag

Misconcepties wegwerken

Volgens FoodDrinkEurope moet de Europese Commissie dringend enkele misvattingen over het TTIP-verdrag wegnemen bij de publieke opinie door de Europese burgers beter te informeren. Volgens een recente poll van YouGov blijkt namelijk dat 43% van de Duitsers van mening is dat het verdrag een slechte zaak zou zijn voor het land. In april kwamen in verschillende Duitse steden nog duizenden mensen op straat om zich uit te spreken tegen het handelsverdrag. Ook in andere Europese landen is er sprake van een tegenkanting ten opzichte van het TTIP.

Florence Ranson, hoofd van communicatie bij FoodDrinkEurope, stelt het als volgt: “Er moet meer ondernomen worden om mensen uit te leggen waar de TTIP-gesprekken tot zullen leiden; wat het zal betekenen voor import en export. Het is aan de onderhandelaars en de nationale overheden om burgers beter te informeren.”

De voedsel- en drankensector is vandaag de dag de grootste industrie in de EU in termen van omzet (1.048 miljard euro) en werkgelegenheid (4,2 miljoen jobs). Aangezien kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) maar liefst 99% uitmaken van deze sector, zal het handelsverdrag volgens FoodDrinkEurope voornamelijk ten goede komen aan deze Europese KMO’s, aangezien het ‘rep tape’ (overmatige regelgeving) zal wegnemen in de handel tussen de VS en de EU.

Bovendien benadrukt FoodDrinkEurope dat het niet de bedoeling is om voedsel(veiligheid)standaarden in te perken. “Europese voeding behoort tot het veiligste voedsel in de wereld, en we willen bovendien enkel veilige producten verkopen in het belang van zowel consumenten als producenten. Wij willen geen toegevingen doen op voedselveiligheid en de Commissie laat duidelijk uitschijnen dat deze standaarden niet onderhandelbaar zijn.”

Volgens Florence Ranson zouden voedingsbedrijven via het TTIP aan marktontwikkeling moeten doen: “Naast innovatie is export naar en handel met onze allergrootste handelspartner buiten de EU een onwaarschijnlijk goede manier om te groeien.”

Bronnen