Voeding voor ouderen

Wist u dat 23 % van de Belgische bevolking ouder is dan 60 jaar? Ons lichaam wordt ouder, krijgt een andere samenstelling en heeft dus ook andere voedingsbehoeftes. Tijd om hier eens bij stil te staan.

Van de Belgische bevolking is 23 % ouder dan 60 jaar. Bij deze bevolkingsgroep komen vooral chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diverse vormen van kanker, diabetes, luchtwegaandoeningen, reuma en osteoporose voor. Voeding, en ook leefgewoonten, spelen hierin een cruciale rol.

Maar de voedingsbehoeften van de ouderen in kaart brengen is niet evident. Het is een zeer heterogene groep. Dit komt door de vele ziektes, het gebruik van geneesmiddelen en de grote leeftijdsspreiding. Er zijn heel wat fysiologische en leefstijlveranderingen die optreden, met gevolgen voor de voedingsbehoeften.


Veranderingen in lichaamssamenstelling

  • Verlies aan spiermassa (sarcopenia)
  • Verlies aan botmassa
  • Verlies aan lichaamsvocht
  • Relatieve toename vetmassa


Ouderen doen minder lichamelijke inspanningen waardoor ze een lagere energiebehoefte hebben. Maar veel ouderen nemen nog minder energie in dan eindelijk nodig is om aan die behoefte te voldoen. Dit komt niet alleen door fysiologische factoren, maar ook door sociaalpsychologisch zaken. Hierdoor ontslaat dus ‘ouderdomsanorexia’. Er treedt een (ongewild) verlies aan lichaamsgewicht op. Bij ondervoeding spreekt men van 5 % gewichtsverlies in een maand tot 10 % in een halfjaar. Van de zelfstandig wonende gezonde ouderen gebruikt 25 % een te laag energetische voeding. De eetlust moet dus gestimuleerd worden. Dit kan door gebruik te maken van maaltijddiensten waarbij ‘gezelligheid’ een belangrijk aandachtspunt is; Ook nutriëntrijke snacks of dranken, aangerijkt met voedingsstoffen, kunnen hiervoor ingezet worden.

Het verlies aan spiermassa en nierfunctiestoornissen zouden indicaties kunnen zijn voor een verlaagde eiwitbehoefte. Daar tegenover staan echter de chronische ziekten en de infectieziekten die net de eiwitbehoefte verhoogt. Internationaal wordt aangeraden om 1,5 g eiwit in te nemen per kg lichaamsgewicht. Dit is dezelfde waarde als voor jong volwassenen. Voeding met voldoende eiwit consumeren is dus de boodschap.

Botverlies begint al vanaf we 30 jaar zijn. Bij vrouwen in de menopauze neemt dit nog meer toe door vooral een verlaagde oestrogeenspiegel. Het botverlies probeert men in te perken door lichaamsbeweging en inname van vitamine D en calcium. De aanbevolen hoeveelheid vitamine D (10-15 µg per dag) kan alleen bereikt worden met supplementatie. Met zonlicht alleen lukt dit niet. Vitamine D tekort ontstaat door een tekort aan zonlicht en doordat de huid minder goed vitamine D kan aanmaken naarmate we ouder worden.

Vitamine D is samen met vitamine B12 een risiconutriënt. Een tekort aan vitamine B12 kan ontstaan door voeding arm aan dierlijke producten, maar meestal gaat het om een absorptieprobleem. Zowel bij ouderen in verzorgingstehuizen als ouderen die zelfstandig wonen treden frequent tekorten op van deze en andere vitaminen en mineralen. Het is bekend dat voeding met een lage energetisch inhoud (1500 kcal) ook te weinig nutriënten bevatten.

Door een verminderde werking van de nieren en een afgenomen dorstgevoel, verhoogt de kans op uitdroging (dehydratatie). Ouderen die bovendien laxantia en diuretica innemen, zijn hier nog veel kwetsbaarder voor. Er wordt ouderen aangeraden om 1,7 l water per dag te drinken.

Door een slechte toestand van het gebit kauwen ouderen onvoldoende. Ze grijpen dan ook sneller naar eenzijdig vezelarme voeding, wat de kans op constipatie dan weer verhoogt.

Ook speekselvorming in de mond is verminderd door ziekte en gebruik van bepaalde medicijnen. Smaakvermindering kan hier mee samenhangen, maar deze wordt meestal veroorzaakt door een achteruitgang van het reukvermogen.

Bronnen

  • Aandacht voor voeding van ouderen in de huisartspraktijk. Modern Medicine (2007), 11, 21 – 24
  • Nutritional concerns, health and survival in old age. Biogerontology (2010)
  • Bevolkingssamenstelling België: Nationaal Instituut voor de Statistiek