Een kwestie van overtuiging

Schattige varkentjes

Religieuze en/of morele overtuigingen worden steeds belangrijker in het consumptiepatroon van de bevolking, vooral op gebied van vlees en visproducten. Welke diersoorten vormen een probleem voor welke groeperingen, en waarom?

Enkele jaren geleden schreef ik – in het kader van het paardenvleesschandaal een artikel over de taboe’s rond het eten van bepaalde diersoorten. Met de stijgende populariteit van halal en kosjer, maar ook het vergrote morele bewustzijn rond het eten van (bepaalde) dieren, is dit thema weer, of nog steeds erg relevant. Een kleine update van het artikel leek me dus wel op zijn plaats, met een overzicht van een aantal verschillende overtuigingen, en de redenen waarom bepaalde voedingsmiddelen, en in het bijzonder diersoorten gemeden worden.

Waarom wordt het eten van dieren, of bepaalde soorten ervan gemeden?

Religieuze aspecten zijn vaak de reden waarom bepaalde diersoorten in een cultuur niet gegeten worden, of waarom dieren volledig geschrapt worden uit het menu. Zowel de Thora als de Koran stellen strikte eisen aan voedingsmiddelen om  respectievelijk als Kosjer en Halal te kunnen doorgaan, ook onder andere aan de diersoorten die mogen gegeten worden. Zo kunnen de Joden enkel herkauwers eten met gespleten hoeven, en van de dieren die in het water leven mogen enkel diegene die schubben en vinnen hebben geconsumeerd worden. Islamieten eten geen varkens omdat deze als ‘onrein’ worden beschouwd, terwijl Hindu’s geen runderen eten uit respect voor de heilige koe. Bepaalde hindugroeperingen zijn dan weer volledig vegetarisch, net zoals heel wat Buddhisten, en de Jainisten.

Buiten deze formele regels die opgelegd worden door religie, zijn er ook culturele, en gewoonlijk emotioneel gestuurde redenen om het eten van bepaalde diersoorten te mijden. Bepaalde diersoorten worden beschouwd als gezelschapsdier (honden en katten bijvoorbeeld) waardoor zij niet in aanmerking komen voor consumptie. Ook diersoorten die algemeen als ‘intelligent’ en/of gelijkenissen vertonen met de mens, zoals dolfijnen en primaten, worden over het algemeen niet beschouwd als ‘voedsel’. Daarnaast zijn er ook dieren die enkel gegeten worden in tijden van hongersnood, en in betere tijden gemeden worden omwille van de associatie als ‘armemensenvoedsel’. Maar ook hygiënische redenen kunnen een rol spelen bij de afkeer ten opzichte van bepaalde diersoorten, zoals de reputatie van ratten als overdrager van ziekten. In dit laatste kan trouwens ook de oorsprong liggen van religieuze afkeringen van voedsel (zoals de aanwezigheid van wormen in varkens).

Tenslotte is er nog een oorzaak van taboes die in onze moderne wereld steeds belangrijker wordt, en dat is het duurzaamheidsaspect, de voedselvoorziening voor toekomstige generaties en het behoud van species. Voor bedreigde diersoorten lijkt het ethisch weinig verantwoord om deze te doden of te vangen voor consumptie. Bepaalde diersoorten zijn wettelijk beschermd en mogen niet, of in slechts zeer beperkte mate gedood worden, zoals  walvissen. Voor andere, veelal vissoorten zijn er vangstquota vastgelegd die het behoud van de visbestanden moeten verzekeren.

Vegetarisme, veganisme en flexitarisme Vegetariërs en veganisten hebben verschillende redenen om vlees, en in het geval van veganisme ook dierlijke producten, volledig uit hun voedingspatroon te schrappen. Sommigen vinden het slachten van dieren om onszelf te voeden moreel onaanvaardbaar, anderen maken zich vooral zorgen om het dierenwelzijn in de kweek van deze dieren, nog anderen maken zich dan weer zorgen om bepaalde duurzaamheidsaspecten van de vleeskwekerij en dierlijke productie, of zijn overtuigd dat vlees en/of dierlijke producten eten de gezondheid schaadt, en tenslotte zijn er nog diegenen die geen vlees eten omwille van hun religie. Kunnen we ons natuurlijk ook de vraag stellen waar we de grens stellen in de morele bezwaren tegen het doden van dieren. Telt het bewustzijn ook mee, en zijn ‘lagere diersoorten’ met weinig bewustzijn misschien wel ok? Pescovegetariërs eten wel vis en zeevruchten, en de meeste mensen hebben er tenslotte ook geen moeite mee om een mossel levend te koken, terwijl ze de slacht van een varken of rund liever niet geweten hebben.

Flexitariërs – die vlees minderen zonder het volledig te schrappen – zijn hierin wat milder, en willen omwille van de smaak of de nutritionele waarde van vlees, dit niet volledig uit het menu te schrappen, maar zullen zorgvuldiger omgaan in de keuze van het vlees, rekening houdende met dierenwelzijn, duurzaamheid en nutritionele aspecten. Met andere woorden, een stukje vlees past gerust in een evenwichtig en duurzaam voedingspatroon, maar kwaliteit primeert over kwantiteit.

Het ene dier is het andere niet

Op welke diersoorten rusten dan vaak taboes, en waarom?

Rund en schaap

Runderen zijn voor bepaalde religieuze groepen, onder andere de Hindus taboe vanwege de status van de koe als ‘heilig’. In India is de slacht van runderen zelfs bij wet verboden. Over het algemeen wordt  rund echter, net als schaap, aanvaard als voedsel. Anderzijds is duurzaamheid een vaak aangehaald argument om rundsvlees te gaan minderen, omwille van de methaanuitstoot van de dieren, en het feit dat runderen ettelijke kilo’s voer moeten verwerken om een kilo vlees te verkrijgen. Hoewel ook hier kanttekeningen moeten gemaakt worden dat de methaanuitstoot afhankelijk is van het voer dat ze krijgen, en dat koeien, schapen en andere herkauwers in staat zijn om gras te eten, en zo voor voedselproductie kunnen zorgen op plaatsen die niet voor landbouw geschikt zijn.

Varken

Varkens zijn de meest geconsumeerde diersoort ter wereld, ondanks het feit dat zij niet zijn toegelaten in het dieet van enkele van de grootste religies, het Jodendom en de Islam, en enkele specifieke christelijke groeperingen. De oorspronkelijke redenen hiervoor zijn omstreden, maar zijn mogelijks het gevaar voor overdracht van wormen, of het feit dat het varken een omnivoor is en in competitie treedt met de mens voor de voedselvoorziening, waardoor de uiteindelijke consumptie van het vlees weinig efficiënt is. Ze hebben echter een betere voederconversie (kg vlees per kg voer) dan runderen, en een zeer beperkte methaanuitstoot.

Paard

Paard is in veel culturen omstreden als voedsel, zowel om religieuze redenen zoals bij de Joden en bepaalde Christelijke groeperingen, als om emotionele redenen zoals in de Angelsaksische landen, of de associatie met ‘armenvoedsel’ zoals in de Balkanlanden. In enkele staten in de VS is de consumptie van paardenvlees ook verboden. In veel Europese landen, onder ander ook hier in België wordt paard wel als een hoogwaardige vleessoort beschouwd.

Kameel en olifant

Beide diersoorten zijn strikt verboden voor consumptie in het Jodendom, maar worden wel gegeten in de landen waar deze soorten veel voorkomen. Voor Westerlingen worden deze dieren niet direct als voedsel beschouwd doordat zij niet in onze contreien voorkomen, met dat verschil dat olifanten richting bedreigde diersoort gaan, waardoor het ethisch niet verantwoord lijkt om ze op te eten, terwijl dit bij kamelen geen bezwaar vormt.

Konijn, cavia, eekhoorn, rat en muis

Terwijl konijnen in Europa zonder veel bezwaar worden verorberd, heerst hierover in Angelsaksische landen wel een licht taboe, voornamelijk omdat ze ook vaak als huisdier worden gehouden. Cavia’s vallen ook voor veel mensen in deze categorie, hoewel zij in bepaalde Zuid-Amerikaanse landen zoals Peru wel als basisvoedsel worden gegeten. Eekhoorns worden in bepaalde contreien beschouwd als ‘klein wild’, vergelijkbaar met konijnen dus, en worden daar dus ook met veel smaak opgegeten. Ratten en muizen schijnen over het algemeen weinig aantrekkelijk te zijn als vlees, doordat zij in het verleden, maar ook nu nog een belangrijke rol spelen in de overdracht van ziekten (onder andere de pest en leptospirose). Zij worden wel regelmatig gegeten in landelijke gebieden in Thailand, Vietnam en Afrika. In Westerse landen werden in tijden van oorlog en dus honger wel ratten en muizen gegeten. Muskusratten werden tot een aantal jaar geleden in België ook wel eens op het menu gezet onder de naam ‘waterkonijn’, maar dit is intussen bij wet verboden.

Kat en hond

Katten en honden worden weleens gegeten in China en Vietnam, maar ook in Europese en Zuid-Amerikaanse landen werden zij vroeger wel eens geserveerd, zij het gewoonlijk ofwel in tijden van crisis ofwel onder een andere naam (kat werd vroeger weleens verkocht als haas, of gegeten onder de naam ‘roof-rabbit’ of ‘Australisch konijn’). Tegenwoordig vinden de meeste mensen in Westerse landen het eerder barbaars om kat of hond te eten. Voor vele religies (Jodendom, Islam, Hindu) is het eten van hond verboden.

Gevogelte

Gevolgelte heeft een aantal voordelen ten opzichte van ‘rood’ vlees, enerzijds op duurzaamheidsvlak, anderzijds omwille van het lager (verzadigd) vetgehalte. Maar terwijl kip en eend wereldwijd worden gegeten, worden de meeste wilde vogels, op duiven na, niet als voedsel beschouwd, ook omdat zij vaak beschermd zijn. Aas- en afvaleters zoals kraaien (en stadsduiven) worden niet gegeten omdat zij met ziektes geassocieerd worden.

Reptielen en amphibieën

Voor de Joden volstrekt verboden, voor de rest worden kikkers, krokodillen, slangen en leguanen (‘boomkip’) wel eens gegeten als delicatesse bij een speciale gelegenheid. In onze contreien echter niet echt populair, vooral omdat we deze dieren gewoon niet associëren met eten.

Vissen en zeezoogdieren

Voor Westerlingen lijkt het vreemd om een taboe te maken over vis, gezien het nutritioneel belang, maar bij bepaalde Afrikaanse culturen (De Koesjieten) kan geen vis gegeten worden. In tropische gebieden kan de oorzaak hiervan gezocht worden op de kans voor het oplopen van ziektes tijdens het vissen (bvb malaria) door de aanwezigheid van muggen in waterrijke gebieden. Zeer bewuste consumenten zullen wel proberen om bepaalde vissoorten, zoals tonijn, wat minder vaak op het menu te zetten omwille van de overbevissing.

Zeezoogdieren worden veel minder frequent gegeten, doordat zij beschouwd worden als ‘intelligente’ wezens of het feit dat bepaalde soorten bedreigd zijn. Niettegenstaande worden nog steeds walvissen gegeten in Japan, Ijsland en Noorwegen.

Kreeftachtigen en weekdieren

Kreeftachtigen, inktvissen en tweekleppigen worden wereldwijd gegeten als delicatesse. Slakken ook, maar dan met uitzondering van de Angelsaksische landen, die de gedachte maar vies vinden. In China en Japan worden ook kwallen gegeten. Zeevruchten zijn niet Kosjer voor de Joden. Van morele bezwaren om ze te doden hebben kreeftachtigen en vooral weekdieren dan weer niet zoveel last.

Insecten en spinnen

In Afrika en Azië maken insecten vaak deel uit van het normale voedselpatroon. Maar hoewel het verschil met kreeftachtigen niet eens zo groot is, is het eten van insecten voor velen in Westerse landen een brug te ver. De laatste jaren worden echter ook hier insecten naar voor geschoven als het voedsel van de toekomst, mede omdat door de stijgende wereldpopulatie de voedselvoorziening in het gedrang komt. Daarbij komt ook nog dat, net zoals voor weekdieren, de ethische bezwaren om insecten te eten minimaal zijn.

Vlees zonder dieren

Sinds Mark Post en zijn onderzoeksgroep de eerste hamburger op basis van kweekvlees voorstelde, is er al heel wat debat geweest rond de mogelijkheden van kweekvlees. In eerste instantie werd het idee door velen direct van de tafel geveegd, maar aangezien het prijskaartje van een gekweekte hamburger inmiddels van een slordige 300.000 euro naar slechts een tiental euro is gezakt, lijkt het idee al helemaal niet meer zo futuristisch. Zeker de vleesliefhebbers die liever niet willen denken aan het dier dat is moeten sterven voor hun lekkere maaltijd, zien wel wat in dat guilt-free meat. En het zou zelfs een aantal vegetariërs kunnen overtuigen om vlees weer te introduceren. Kan kweekvlees binnen enkele jaren, wanneer de belangijkste pijnpunten op gebied van kostprijs, efficiëntie en duurzaamheid zijn weggewerkt, een goed alternatief zijn voor (een deel van) de dierlijke productie?

Bron

Lees hier het originele artikel ‘Dieren eten – taboe’s zijn er om doorbroken te worden’