Alles wat je altijd al wou weten over cafeïne

In vele planten werkt cafeïne als een natuurlijk insecticide; bij mensen werkt het als een psychoactieve stof en is het stimulerend. Er wordt veel gezegd en geschreven over deze stof (zowel positief als negatief); dit artikel brengt een aantal objectieve weetjes aan over cafeïne en laat zien dat de waarheid ergens in het midden ligt.

Cafeïne – of 1,3,7-trimethylxanthine – is een opwekkende stof die we terugvinden in koffie, thee, cola-frisdranken en energiedrankjes. Cafeïne komt ook van nature voor in de cacaoplant, en bijgevolg in chocoladeproducten. Andere namen voor de stof zijn coffeïne, theïne, matheïne of mateïne en guaranine. In essentie is het een methylxanthine-(pseudo)alkaloïde dat chemisch veel gelijkenissen vertoond met de (nucleo)basen adenine en guarine aanwezig in DNA (de drager van ons erfelijk materiaal).

chemische structuur cafeïne

Figuur 1 - Chemische structuur van cafeïne (IUPAC-naam: 1,3,7-Trimethylpurine-2,6-dione)

Vooreerst: Weet u welke hoeveelheid cafeïne in bovenstaande levensmiddelen is terug te vinden? Raadpleeg hiervoor de computationele zoekmachine WolframAlpha met als input de zoekterm ‘caffeine in a cup of coffee vs cup of tea vs glass of cola vs bar of chocolate’. Bent u verrast door het resultaat?

De effecten van cafeïne

De meest opmerkelijke effecten van cafeïne treden op na consumptie van lage tot matige dosissen (50-300 mg) en betreffen verhoogde waakzaamheid, energie en beter vermogen om zich te concentreren. Terwijl gematigde consumptie zelden leidt tot gezondheidsrisico’s, kunnen hogere dosissen leiden tot negatieve effecten zoals angst, rusteloosheid, slapeloosheid en tachycardie (verhoogd hartritme).

Bij een plotse staking van (langdurig gematigde) cafeïneconsumptie kunnen allerlei verschillende ontwenningsverschijnselen optreden (hoofdpijn, vermoeidheid, verminderde concentratie, prikkelbaarheid, etc.) – deze zijn echter meestal moderaat en van voorbijgaande aard. De negatieve effecten die kunnen optreden bij hoge cafeïneconsumptie (> 300mg) worden voornamelijk vastgesteld bij een kleine groep individuen die cafeïnesensitief zijn.

Cafeïne heeft in gezonde volwassenen een halfwaardetijd van 3 tot 7 uur (gemiddeld: 4,9 uur). Voorbeeld: Bij het drinken van 2 tassen koffie om 8u ’s ochtends, zal er dus om 13u gemiddeld nog een equivalent van 1 tas koffie in het bloed aanwezig zijn. Om 18u ’s avonds – 10 uur na de consumptie van de koffie – is er (gemiddeld) nog een equivalent van een halve tas koffie in het lichaam aanwezig.

Cafeïne werkzaam tegen geheugenproblemen?

Recent onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van o.a. het Institute of Molecular Medicine (iMM) in Lissabon en het Inserm in Lille, toont een verband tussen cafeïnebindende receptoren in de hersenen en leeftijdsgebonden geheugenstoornissen. Het onderzoek suggereert dat cafeïne mogelijks geheugenverlies (gedeeltelijk) kan tegengaan.

In eerste instantie is er (in proeven met ratten) een duidelijke link aangetoond tussen geheugenstoornissen en de overexpressie van een specifiek soort adenosinereceptoren in de hersenen, nl. de adenosine A2A-receptor (A2AR). Cafeïne is een goed gekende A2AR-antagonist; de stof kan zich m.a.w. binden aan deze receptoren.

Als deze resultaten gelinkt worden aan andere studies m.b.t. tot cafeïne en inzichten rond cognitieve veroudering en de ziekte van Alzheimer, kan meer en meer onderbouwd worden dat cafeïne het vermogen heeft om geheugenverlies tegen te gaan en pro-cognitieve effecten te veroorzaken.   

Genetisch bepaald 'koffiedrinkgedrag'

De ene persoon dient al een groter (of kleiner) aantal koppen koffie te consumeren om tot eenzelfde opwekkende effect te komen. Volgens een groep van onderzoekers (uit Schotland, Italië en Nederland) zou dit te wijten zijn aan het vermogen van onze cellen om cafeïne te verwerken. Dit vermogen zou een genetische basis hebben, en bijgevolg kan men stellen dat koffiedrinkgedrag in grote mate erfelijk bepaald wordt.

Een hele reeks genen werd in wetenschappelijk onderzoek al in verband gebracht met koffieconsumptie; in deze studie – welke recent in Nature gepubliceerd werd –  wordt de invloed van het gen PDSS2 op het ‘cafeïnemetabolisme’ belicht. Het gen PDSS2 (waarvan in verschillende individuen een bepaalde genvariatie wel of niet tot expressie komt) zou het vermogen van het lichaam om cafeïne af te breken in de weg staan, zodanig dat de stof langer in het lichaam aanwezig blijft. De dragers van het gen hebben dus met andere woorden minder koppen koffie nodig om tot eenzelfde ‘caffeine rush’ te komen.    

Cafeïne & rijvaardigheid

Volgens Dr. Shamsi Shakari van de Queenland University of Technology in Australië is nagenoeg 20% van alle auto-ongevallen in ontwikkelde landen te wijten aan slaperigheid (of vermoeidheid) van de bestuurders. Zij en haar team zette een experiment op waarbij de invloed van cafeïne en fel licht (kortgolvig blauw-groen licht) op de rijvaardigheid van jonge chauffeurs (18-25 jaar oud) werd onderzocht.

Het onderzoek gaf aan dat het kauwen van cafeïnebevattende kauwgom een significant positief effect heeft op de rijvaardigheid van jongvolwassenen met slaaptekort. Een combinatie van cafeïne-inname met lichttherapie verhoogde de alertheid nog meer tijdens de rijvaardigheidsproeven.

Hoewel de resultaten van de studie veelbelovend zijn, wijst Dr. Shakari op de noodzaak om de invloed van licht(therapie) en cafeïne op de alertheid tijdens het rijden verder te onderzoeken.

Geblokkeerde gezondheidsclaims

Recent (juli 2016) spraken de leden van het Europees Parlement hun veto uit tegen 4 gezondheidsclaims met betrekking tot cafeïne. Volgende 4 claims zaten namelijk in de goedkeuringsfase:

  • Cafeïne draagt bij tot een verhoging van het uithoudingsvermogen 
  • Cafeïne draagt bij tot een verhoging van de uithoudingscapaciteit
  • Cafeïne helpt om alertheid te verhogen 
  • Cafeïne helpt om de concentratie te verbeteren

(Een vijfde claim die betrekking had op een verminderde waargenomen krachtinspanning bij lichaamsbeweging werd een tijd terug reeds verworpen op basis van resultaten van risico-inschattingen door het EFSA.)

De motie van de Europarlementariërs zorgt ervoor dat de Europese Commissie de (draft)regulatie die deze 4 claims zou goedkeuren moet intrekken. Het verzet was voornamelijk gestoeld op bezorgdheden omtrent de consumptie van (suikerrijke) energiedranken door kinderen en jongeren. De motie geeft ook een duidelijk signaal aan de Commissie met betrekking tot de marketing van deze dranken gericht op jongere doelgroepen: deze zou ingeperkt moeten worden om de gezondheid van onze kinderen en jongeren te beschermen. Een EFSA-rapport uit 2013 concludeerde namelijk dat 68% van de Europese adolescenten (leeftijdscategorie: 10-18 jaar oud), en eveneens 18% van de kinderen (3-10 jaar oud) energiedranken ‘consumeren’.

De industrie – voornamelijk vertegenwoordigd door voedingswetgevingsconsultants en Energy Drinks Europe (EDE) – argumenteerde dat door de beslissing, het domein van cafeïneclaims ‘ongereguleerd’ blijft binnen de EU, en dat deze motie niet gesteund is op wetenschappelijk onderzoek, maar een politieke beslissing vertegenwoordigt. De bezorgheden hebben voornamelijk betrekking op het feit dat naast energiedranken, ook sportgels, cafeïnepillen en –supplementen nu eveneens uit de boot vallen m.b.t. het gebruik van deze gezondheidsclaims.

Om af te sluiten met een objectieve noot: het EFSA stelde recent een richtlijn op omtrent de veilige consumptie van cafeïne. De voornaamste conclusies waren:

  • Tot 400 mg cafeïne per dag en tot 200 mg bij een éénmalige inname (gedefinieerd als een periode van 2 uur) geeft geen aanleiding tot gezondheidsrisico’s bij de gemiddelde volwassene
  • Bij zwangere vrouwen mag de consumptie de 200 mg per dag niet overschrijden; dit om te verzekeren dat er geen (gezondheids)risico’s zijn voor het ongeboren kind

Wat denkt u? Nog een tasje koffie of liever een cafeïnevrij alternatief..?

Bronnen