Waarom is weten wat gezond is zo moeilijk?

De laatste tijd is er al heel wat heisa geweest rond de aanbevelingen van gezonde voeding, en op den duur wordt het ook erg moeilijk om te weten wie het nu bij het juiste eind heeft. Maar waarom geeft onderzoek naar gezonde voeding zo vaak tegenstrijdige resultaten?

De relatie tussen voeding en gezondheid is er eentje van veel discussie. Want is koffie nu gezond of toch niet? Moeten we nu veel koolhydraten eten en weinig vet of omgekeerd? Langs alle kanten worden adviezen gegeven en verschijnen berichten over hoe het wel of niet moet, en sommige lijken lijnrecht tegenover elkaar te staan. De oorzaak van die tegenstrijdigheden is terug te vinden in verschillende aspecten, zoals de beperkingen van wetenschappelijk onderzoek, de misinterpretatie van resultaten en belangenvermenging.

Beperkingen van wetenschappelijke onderzoeksmethoden

Onderzoek naar de relatie tussen (elementen in) voeding en het effect op gezondheid kan ingedeeld worden in twee categorieën: observationeel onderzoek en experimenteel onderzoek. Bij observationeel onderzoek  wordt van een groep mensen bepaalde gewoonten onderzocht en gerelateerd aan de incidentie van gezondheidsproblemen, terwijl bij experimenteel onderzoek de onderzoeksobjecten (proefpersonen, dieren of andere modelsystemen) worden onderworpen aan een behandeling (of een placebo of negatieve controle).

Observationeel onderzoek

Epidemiologische en demografische studies hebben in het verleden verhelderende inzichten gegeven in de link tussen deficiënties van bepaalde nutriënten en het optreden van ziektebeelden zoals scheurbuik of beri-beri, alsook in de relatie tussen het optreden van bepaalde degeneratieve ziekten zoals hart- en vaatziekten en bepaalde voedingsgewoontes. Het grootste nadeel van deze studies is echter dat zij enkel een relatie kunnen aanduiden tussen twee factoren, maar geen oorzakelijke verbanden kunnen leggen. Daarnaast zijn er heel wat beperkingen wat betreft proefopzet in de studie naar voedingsgewoonten. Ten eerste zijn deze studies vaak gebaseerd op enquêtes die peilen naar voedingsgewoonten. Proefpersonen hebben daarbij de neiging om zich gezonder voor te doen dan ze zijn, of kunnen zich simpelweg niet meer exact herinneren wat ze hebben gegeten gedurende de gevraagde periode. Daarnaast is voeding niet hetzelfde als nutriënten, is de samenstelling van bepaalde voedingsmiddelen vrij variabel, en wordt niet altijd rekening gehouden met de interacties tussen de verschillende componenten. En dan zijn er nog de genetische verschillen tussen proefpersonen en de limitaties van de statistiek, waarbij geen significant effect wordt gevonden, omdat het effect slechts voor een klein deel van de bevolking van toepassing is. Zo gaat de gemiddelde mens bijvoorbeeld niet dood van noten te eten, maar bij iemand die er allergisch aan is kan dat wel. Of wordt het onderzoek bemoeilijkt omdat veel componenten, bijvoorbeeld vitamines, noodzakelijk zijn in bepaalde hoeveelheden, maar toxisch bij hogere innames, en dat dit optimum verschilt van persoon tot persoon. Van te veel water kan men tenslotte ook doodgaan.

Experimenteel onderzoek

Experimenteel onderzoek kan worden ingedeeld in basisonderzoek en klinische testen. Bij basisonderzoek wordt onderzoek gedaan naar de biochemische basis van het effect van bepaalde elementen uit de voeding door gebruik te maken van modelsystemen, zoals cellulaire systemen of diermodellen. Bij klinische testen worden bepaalde interventies, behandelingen, supplementen of veranderingen in voedingsgewoonten opgelegd aan humane proefpersonen. Nadeel van deze laatste is natuurlijk dat er soms ethische beperkingen zijn, of de praktische haalbaarheid gering is, naast de beperkingen die ook gelden voor demografische studies, zoals interferentie met andere parameters (verschillen in andere leefgewoonten, genetische verschillen) en de limitaties van statistische interpretatie.

Basisonderzoek heeft als belangrijkste limitatie de relevantie van het modelsysteem, en extrapolatie naar een complex menselijk organisme is niet altijd toepasbaar. Keuze van het modelsysteem is daarbij zeer belangrijk. Zo is uit het verleden gebleken dat bij onderzoek naar de effecten van cholesterol uit de voeding op hart- en vaatziekten, proeven op konijnen (van nature planteneters, en planten bevatten slechts verwaarloosbare hoeveelheden cholesterol) en op katten (carnivoren) erg verschillende resultaten gaven. Resulterend in de creatie van verkeerde opvattingen. En hierbij introducerend een tweede groot obstakel in onderzoek naar de relatie tussen voeding en gezondheid.

Misinterpretatie van onderzoeksresultaten door de media en creatie van mythes

Onderzoekers kennen de beperkingen van wetenschappelijk onderzoek, en hoe ze hiermee kritisch moeten omgaan. Personen die niet thuis zijn in de academische wereld echter niet. Journalisten, reporters en tegenwoordig ook bloggers en zowat iedereen die via het internet berichten verspreiden zijn vaak niet academisch geschoold. En wanneer ze persberichten krijgen vanuit academische kringen, interpreteren ze die wel eens verkeerd, of proberen ze de berichten aantrekkelijker te maken door te overdrijven en wat sensatie toe te voegen. Die berichten worden dan weer geciteerd door anderen, die er nog een schep bovenop doen. En zo worden onderzoeken totaal uit hun context gehaald, kleinschalige onderzoeken of experimenten op modelsystemen die niet goed extrapoleerbaar zijn naar de mens opgeblazen en mythes gecreëerd. En mythes zijn niet gemakkelijk van de kaart te vegen, onder andere vanwege het volgende obstakel.

Het is moeilijk om je fouten toe te geven

In tijden waarin de kennis over gezondheid, genetica, voeding, … nog niet zo ver stond als nu, zijn grove fouten gebeurd in onderzoek, richtlijnen voor gezonde voeding, of de toepassing ervan. Denk maar aan de aanbeveling om boter te vervangen door margarine, die achteraf transvetzuren bleek te bevatten en daardoor nog nefaster voor de gezondheid dan boter. Het is voor iedereen moeilijk om toe te geven dat ze het bij het verkeerde eind hebben, zowel voor onderzoekers die, overtuigd van een bepaalde theorie, resultaten die hun theorie tegenspreken (onbewust) kunnen negeren, als voor dokters en andere gezondheidsadviseurs die het advies dat ze al jarenlang geven niet zomaar gaan veranderen, ook al is er voldoende bewijs dat ze dat beter zouden doen.

Tenslotte zijn er ook vaak economische belangen bij betrokken

Economische belangen van de onderzoekers, die resultaten moeten halen om geld te kunnen binnenhalen voor nieuw onderzoek. Economische belangen van landen en landbouworganisaties, die lokale producten willen promoten en de economie stimuleren. Daarom verschillen de aanbevelingen voor gezondheid van land tot land, en neemt bijvoorbeeld olijfolie in mediterrane landen een veel belangrijkere plaats in in de aanbevelingen dan bij ons. En economische belangen van voedingsbedrijven, die hun product willen verkopen en wetenschappelijk onderzoek subsidiëren of voeren, en enkel de resultaten (laten) publiceren wanneer het in hun voordeel uitkomt. Deze belangenvermenging bepaalt natuurlijk niet per sé het resultaat van het onderzoek, maar het kan in bepaalde gevallen wel meespelen.

Zijn er dan geen zekerheden over gezonde voeding? Gelukkig wel, de basisrichtlijnen, zijnde eet gevarieerd en veel groente en fruit, drink voldoende water en zorg voor voldoende beweging, zijn universeel!

Bronnen

  • Understanding scientific studies. EUFIC Review 01/2008
  • Animal Models in Nutrition Research. Baker DH. The Journal of Nutrition 2008. Symposium: Animal Models in Nutrition Research
  • Introduction to nutrition and health research. Koh ET & Owen WL. 2000 Kluwer Academic publishers.